Een heruitgave van Virginie Lovelings roman Een revolverschot in ‘gemoderniseerde’ taal zet Marten van der Meulen aan het denken over veranderende woorden en spelling. Hij ‘ontschuldigt’ zich ‘zondermeer’ voor in deze column onterecht aaneengeschreven woorden.
Onlangs meldde ik me aan voor de Fixdit-leesclub. Daarin worden de komende maanden vier boeken van Nederlandstalige schrijfsters besproken. Het leuke is dat het bij drie van hen gaat om ietwat “vergeten” werken, die speciaal voor de leesclub fraai heruitgegeven worden als Salamanderpocket. Een geweldig idee: de boeken van andere “vergeten” vrouwen uit de Nederlandse literatuur die ik de afgelopen jaren las, zoals De thuiswacht van Dola de Jong en Kruis of munt van Jo Boer, waren allemaal heel goed.
Afgelopen week kreeg ik een belletje van mijn boekhandel (koop lokaal!), dat het eerste boek, Een revolverschot van de Vlaamse schrijfster Virginie Loveling (1836-1923) “met rokende kaft zo vers” in de winkel lag. Ik ging het meteen halen. Lezen deed ik het nog niet, dat doe ik eigenlijk nooit meteen – een boek moet eerst even acclimatiseren. Maar ik bladerde het wel alvast door, en ik las de flaptekst. Daar stond iets interessants in: de tekst was door een andere Vlaamse schrijfster, Annelies Verbeke (1976), “gemoderniseerd”. In een uitgebreide verantwoording legt ze uit wat dat betekent, welke woorden, spellingen en zinscontructies juist wel en niet zijn veranderd.
Ik moet bekennen: ik heb nog nauwelijks een letter van het verhaal zelf gelezen, maar de verantwoording heb ik al verslonden. Naast het verhaal zelf ben ik namelijk altijd heel kien op de specifieke taal van boeken, zeker om te kijken hoe die anders is dan tegenwoordig. Ik schrijf daar regelmatig over (zie bijvoorbeeld hier over Antieke verhalen van Louis Couperus), maar deed dat altijd op basis van wat me toevallig opviel. In Een revolverschot staat heel veel van de interessante taal in een overzichtelijk lijstje. Daar ging mijn taalkundige hart wat sneller van kloppen.
Mijn hart werd niet teleurgesteld: de verantwoording is om te smullen. Ze geeft namelijk een heel mooi inzicht in wat er veranderd is in het Nederlands sinds dit boek voor het eerst verscheen in 1911. Wat mij het meest opvalt, is het gebrek aan uniforme richting in taalverandering. Sommige woorden werden korter, andere juist langer. Het oude saam is nu samen, maar weder en mede zijn tegenwoordig weer en mee. We zien ook dat sommige zelfstandige naamwoorden vroeger een meervoud op -en hadden, maar nu op -s: lantaarnen werd lantaarns, horens werd hoorns en wandelaren wandelaars. Maar aan de andere kant zien we zwijnshokken veranderen in zwijnenhokken, en vingeren vingers worden.
Verrassend is dat bij meerdere woorden nu het voorvoegsel ‘ver-’ nodig is, waar dat vroeger niet stond: onstschuldigen, schrikkelijk
En er zit nog veel meer fraais in. Verrassend is dat bij meerdere woorden tegenwoordig het voorvoegsel ver- nodig is, waar dat vroeger niet stond. Het origineel bevatte bijvoorbeeld ontschuldigen, schrikkelijk en pletterend. Ook hier zien we het tegenovergestelde, want Lovelings veropenbaringen is tegenwoordig openbaringen. Dan vinden we nog een paar leuke oude sterke werkwoordsvormen, zoals wonk voor wenkte en ried voor raadde. Ten slotte zijn er een paar plekken te bespeuren waar woorden in spelling tegenwoordig zijn samengetrokken: in eens is heden ten dage ineens, en van onder op werd hertaald naar van onderaf.
Vooral die laatste twee voorbeelden zetten me aan het denken. Niet omdat ze zo bijzonder zijn. Het is een vrij algemeen proces dat woorden die vaak samen voorkomen na verloop van tijd als één woord worden ervaren, en dat ze daarmee ook aan elkaar worden geschreven. Denk aan woorden als tenslotte (in de betekenis per slot van rekening) en tenminste (als althans), maar ook alsjeblieft en dankjewel, weliswaar, vandaag, bijvoorbeeld, daarom en niettegenstaande. En zoek maar eens verder in dit stuk: er staan er meer in dan je denkt! Overigens houdt dit proces niet op. Ik had bijvoorbeeld hierboven de neiging om “aan elkaar” als aanelkaar
te schrijven. Dat wil ik ook doen bij voordehandliggend en ervanaf. Ik voel die woorden als één geheel, en wil ze daarom als één geheel schrijven.
Schrijf ‘voordehandliggend’ of ‘zondermeer’, en iedereen verliest z’n verstand
Dat doe ik dan ook soms. Maar dat valt niet altijd in goede aarde. Mensen accepteren zonder meer dat de woorden die ik hierboven noemde, en daarnaast nog vele andere, aan elkaar worden geschreven. Veelal komt dat doordat men zich niet eens realiseert dat zulke woorden ooit los werden geschreven. Maar schrijf voordehandliggend
of zondermeer, en iedereen verliest z’n verstand. Zoals de Amerikaanse lexicograaf Peter Sokolowski zei: “Most speakers accept the fact that the language changes over time, but don’t accept the changes made in their own time.”
Dat vind ik nou ergerlijk: het volslagen gebrek aan perspectief, en de totale onwil om eens na te denken over hoe het allemaal werkt, dat je helaas zo vaak aantreft als het over taal gaat. Verdiep je gewoon eens een beetje. Ophef over de vermeende regelveranderingen in de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS)? Er is niks veranderd sinds de jaren 1980, en bovendien wordt er niets goedgekeurd. Onze taal verengelst de laatste tijd steeds meer? Klachten hierover vinden we al in de jaren 1960 (zie hierover een schitterend voorbeeld), en bovendien laat onderzoek zien dat het allemaal reuze meevalt. Het Nederlands bedreigd? Nee hoor, daar is geen sprake van, het Nederlands is hartstikke vitaal en zit zelfs in de kopgroep meest gesproken talen wereldwijd!
Er is geen inherente reden om wel ‘niettegenstaande’ aan elkaar te spellen, maar ‘voor de hand liggend’ niet
Wat betreft spelling komt het uiteindelijk neer op een heel simpel uitgangspunt: de regels zijn op een willekeurig moment vastgesteld. Er is geen inherente reden om wel niettegenstaande aan elkaar te spellen, maar voor de hand liggend niet. Onze regels zijn een momentopname van iets wat continu in beweging is. Alsof je een bos fotografeert, en vervolgens zegt dat de manier waarop de bomen op dat moment staan, de enige juiste is. Lijstjes, zoals in Een revolverschot, geven nuttig inzicht in hoe kort ons onwrikbare regelsysteem eigenlijk bestaat.
Daarmee wil ik niet zeggen dat we alle regels zomaar los moeten laten, en iedere taalvariant moeten accepteren die zojuist is verschenen (kijk, daar zijn weer twee aan elkaar geschreven woorden). Maar een beetje reflectie en relativering, dat zou veel mensen niet misstaan. Ik hoop daarom dat iedereen die Een revolverschot gaat lezen, vooral de verantwoording niet overslaat. Dat is alvast een begin.